Het schrale zonlicht breekt door de winter een gat in onze somberheid. Vertraagd gaan de voetstappen en de wentelingen van de trappers. Ik staar mijn bruine ogen in de vrolijkheid van speelse poezen en drukke vogel-ouders, zet een kopje thee en ruik de geur van lente-liefde in mijn eigenste bed. We hebben het weer overleefd en de passie kruipt weer door onze poriën naar buiten, daar waar het zonlicht het mag vangen, kleuren en geuren om in een grote omhelzing van luchtigheid de zwaarheid van de donkere maanden op te vangen in een grote emmer vol stof. En we wrijven voldaan in onze handen.