Eindelijk ontwaken de vloeren uit hun coma. De kasten hebben voedsel en de ramen een rood lintje. In deze veilige boomhut wil ik blijven. De duif voor ons op zijn tak kijkt verveeld naar de grootsheid van de intocht van de herfst; hij zit en waait rustig mee. Van dit boeddhisme kan ik nog iets leren; we zijn allemaal in verbinding. Daarom kunnen mensen geen afscheid van elkaar nemen, schrijven presidenten brieven, komt er na elke social deal een muntje fooi, willen we geen telefoons meer weggooien en is een aardig hoofd al een cadeau. Ik kies voor deze waarheid en waai net zo rustig mee.