De tijd van het verkleedpartijtje is aangebroken. Met het knipperen van mijn ogen heb ik mijn omgeving omgetoverd tot witte parelmourachtige ijskoninginnen, waar de confetti van skipakken-stipjes hun best doen zoevend de dronken langlaufers te ontzien. Zwalkend en wegglijdend van been naar been adem ik tussen twee praalwagens van bergen de ragfijne magische kracht.
Ik kijk naar haar, we koken een eitje, doen een gezond dansje en knuffelen uitbundig de vriendschap.
Carnaval in Davos; en de narcissen tonen hun clownsneus.