Nagalmend fiets ik door het leven. De gebouwen buigen lichtjes naar achter als ik soepel door de bocht zoef. Een glimlach van de kerktoren ketst tegen het raam van de broodwinkel en komt via een oude fiat panda op mijn rechterschouder terecht. ‘Hallo’, fluisterd hij, ‘jij straalt zeg, heb je stellingsenergie of zo?’ Ik klik met mijn tong tegen mijn gehemelte, voel de tinteling langs mijn rug en schreeuw in de wind: inderdaad, ik kreeg een jaar-aanstelling, zag mijn eigen werkelijkheid in de op-stelling, draag sokken in tegen-stelling en heb geloof ik eindelijk de juiste in-stelling. Vanavond neem ik je mee naar huis, plak je op mijn lippen, proost met mijn lievelingsbeer en prevel dan zachtjes ‘op stellen’… ‘Dat is goed’ zegt de glimlach stellig.