Dankbaar verwerk ik de laatste dagen en laat het opgedane zonlicht mijn lijf weer kracht geven. Het schijnt dat een beer verliefd achter een boom naar me staart. Hij is groot, bruin en warm. Hij houdt van honing en zwijgen in de trein en soms vangt hij een liedje voor me. De warme vacht maakt dat ik me veilig voel. Soms wrijf ik tussen zijn ogen op zijn mooie snoet en raak het knobbeltje achter zijn rechteroor aan. Hij valt stil… en met hem en mij de nacht. Slaap lekker, meneer beer, tot zo bij de boom.