Een jongen van negen doet de wind na op zijn fiets en ik haal volwassen in. Om de hoek blaas ik zelf mijn wangen vol en kus de lucht. Thuis is er thee en weer die Piet. Huilend op mijn bank. Ik was zijn gezicht schoon en stroop zijn sokken naar beneden. De rare pruik stuur ik op naar penoza en in een trui van mijn vriend haalt hij de gouden ringen uit zijn oren. De lach blijft. ‘Gezellig’ fluistert hij en neemt daarna zwijgend een speculaasje. Hij dommelt in slaap en wordt een herinnering in mijn huis.