Ik ben een gevonden witte parel in een vergeten juwelenkistje en rol met mijn bolle wangen over de krant. De verdrietige verhalen van oom storm blazen me verder naar de andere kant van de tafel en ik kom tot stilstand naast een mandarijn. Hij ruikt naar jeugd, ik draai mijn ogen naar boven en zie de maan op klaarlichte dag. Ze zoekt de zee en roept naar de wereld. Ik rol over keitjes, langs koffie en koekjes, vrouwen, energie en schilderdoeken. Ik hang om je nek en tik zachtjes tegen je sleutelbeen. Ik word warm en weet de weg.
