Ik kijk opzij en zie op het kerkhof van de bolchrysant twee piepkleine groene sprietjes verlegen naar elkaar staren. Het waait hard om hun zachte kopjes. Hun ogen zijn groot van verwondering en zachtjes klinkt er een aarzelende ‘hoi!’ Er is een voorzichtige buiging en dan heel veel fluisterwoordjes. Uren staan ze eenstemmig op de puinhoop van hun wereld. En aan het einde van de dag, net voordat de kopjes zich verbergen voor het zwart van de nacht, kauwen ze allebei een belofte in een fruitella; ‘Snel groeien we weer verder’. En de kopjes draaien zachtjes elk naar een andere kant.