De zon straalt het maskertje in mijn poriën terwijl ik lees over de nieuwe nationale sport: Pesten.
Op het werk, op school, op het fietspad en in de file. Feilloos richten we onze zwarte punten van frustratie en woede op alles om ons heen.
Vooral wezens die je ongemakkelijk doen voelen, moeten boeten.
Elke dag weer raast de boze gedachtebrij door onze aderen en laten we ons voorstuwen door het heerlijke gevoel dat ons overspoelt als we de ander zien haperen, stokken en blozen.
Die ander huilt ‘s nachts onzichtbaar in het kussen en kan het groeien van een eigen zwarte steen niet meer stoppen.
En zo maken we elkaar allemaal af tussen het TL-licht en slechte ventilatiesystemen.
Maar zou de ander niet meer bestaan of ergens anders willen zijn, dan voeren we lange afscheidsredes en kloppen met pijn in ons hart op de gebroken ruggen.
Pesten. Eigenlijk is het een onhandige manier van affectie tonen. Maar dat is maar een hele kleine troost…