Koning winter zet zijn jaarlijkse stappen en ik word langzaam stiller en stiller.
Hees de stem, koud de vingers, tintels in mijn tenen onder de douche.
De wereld is net een stukje verder verwijderd en ik vind je maar zelden als ik in je ogen kijk.
We razen als dolle konijnen door de rekken van instant geluk en duwen je omver bij de ingang van de trein.
Ik ga zitten, tuur triest door het raam en verstil.
Koning winter, je hebt me in mijn macht. Doe wat je wil, ik geef me over.
De komende drie maanden zal ik me niet verzetten. Ook al blaas je kanonnen over het dak, of is je witte leger onverbiddelijk; ik blijf waar ik ben, met sjaal, boek en thee, heeee
heeee.