Hij is lang en dun en fonkelt als het puurste goud: buurman zonnestraal.
Soms stormt hij in volle vaart op ons dak af en verdwijnt uiterst onzichtbaar in een van de zwarte gaten. Dan hoor je hem zachtjes hardop lachen als hij langzaam door onze leidingen glijdt. Uiteindelijk klinkt er een heel hoog gilletje en dan wordt het stil. Voor even. Hij slaapt dan vredig in onze ketel en warmt keurig het koude water op.
Meestal op een regenachtige zaterdag glipt hij plotseling uit de douchekop terwijl ik me neuriënd lekker warm inzeep. Zachtjes neuriet hij met me mee en plakt verlangend tegen mijn kleine badkamer raam. Als ik me dan schoon en vrolijk afdroog, geef ik hem een kleine kus op zijn gouden neus, open het raam en knipper met mijn ogen:
‘Dag lieve buurman, goede reis naar thuis en tot je volgende straal!’